bron:
http://www.volkskrant.nl
‘Het is einde carrière, maar mijn begint nu pas’ leven
Door Robèrt Misset
Gepubliceerd op 22 juni 2009 02:45, bijgewerkt op 23:58
Een brace ondersteunt zijn grotendeels verlamde rechterarm, maar de band zit om de linkerschouder om het gebroken rechterschouderblad te ontzien. ‘Het is een wonder dat ik hier tegenover je zit’, zegt Joey Litjens, een maand na het ongeluk dat een einde maakte aan zijn nog prille carrière als motorcoureur.
Naast het zwembad in de fraai aangelegde tuin van zijn ouders vertelt de 19-jarige Litjens dat we hem op een goede dag treffen. ‘Vorige week had ik het zwaar. Ik lag te woelen in mijn bed, ging mentaal naar de mallemoer. Ik staarde naar het plafond en vroeg me af waarom mij dit overkomen was. Ik vocht tegen de frustraties. Maar het heeft geen zin om daar bij stil te blijven staan. Ik moet overleven. Ik kan nog zoveel mooie dingen doen zonder mijn rechterarm te gebruiken.
‘Die arm functioneert voor tien of twintig procent. Een zenuw uit mijn borst is omgelegd naar de biceps om ervoor zorgen dat de kracht langzaam terugkeert naar mijn rechterarm. Ik kan mijn vingers nu iets bewegen. Maar spontaan mijn jongste zusje optillen of een glas pakken, zal waarschijnlijk nooit meer gaan. Laat staan gas geven op een motorfiets.’
In de Formule 1 werd vroeger gezegd dat de dood altijd meereed. Zo had Litjens het op zijn motor nimmer ervaren. ‘Ik ben nooit bang geweest. Ik reed op het stratencircuit van Hengelo 250 kilometer per uur, dat is natuurlijk een belachelijk hoge snelheid. Maar ik wist niet beter, het was mijn werk.’
Litjens herinnert zich slechts fragmentarische beelden van de fatale crash op Hemelvaartsdag. ‘Vlak voor een bocht moest ik remmen voor een voorganger die iets eerder inhield dan ik verwachtte. Verder weet ik er niet veel van. Het vreemde is dat ik nooit in paniek ben geraakt.’
Het volgende moment lag Litjens aan een hersenscan in het ziekenhuis in Doetinchem. Hij stierf van de pijn, maar realiseerde zich niet wat hem was overkomen. Pas later werd de witte vlek in zijn geheugen ingekleurd. ‘Ik ben met 250 kilometer per uur tegen een boom geknald en ik kan het navertellen. Dat kan eigenlijk niet.
‘De spiermassa in mijn bovenlichaam heeft me gered. Door die enorme klap sloeg mijn hoofd achterover. Normaal gesproken breek je dan je nek en loop je een dwarslaesie op. Ik had ook dood kunnen zijn. Ik kom er goed vanaf. Maar het biedt me geen troost in de wetenschap dat het racen me is afgenomen.’
Als patiënt werd Litjens van het kastje naar de muur gestuurd. ‘In het ziekenhuis in Venlo gaven ze me valse hoop. Mij werd gezegd dat als de zwelling was verdwenen, ik mijn arm wel weer zou kunnen gebruiken.’
De diagnose van de zenuwartsen in Leiden hielp hem uit die droom. ‘Ik heb twaalf uur onder het mes gelegen. De specialisten constateerden dat mijn arm bijna letterlijk aan een draadje hing. Vier van de vijf zenuwen waren van de ruggenwervel afgescheurd. Die ene zenuw moet de rechterarm nu laten functioneren. Toen ik bijkwam uit de narcose zeiden de artsen: ‘Je leven zal drastisch veranderen.’ Ik kon het niet bevatten.’
Litjens haalt even adem, alsof hij opnieuw de consequenties moet aanvaarden van het ongeluk. ‘Het is bizar dat ik alles in één klap kwijt ben. Niet alleen het racen is voorbij, mijn hele wereld stortte in.
‘Twee seconden vroeg ik me af waarvoor ik nog wilde leven. Daarna werd ik boos op mezelf. Het is een geschenk dat ik er nog ben. Het is einde carrière, maar mijn leven begint nu pas.’
Als jochie van 13 jaar werd Litjens op een Aprilia motor in de 125 cc klasse de jongste wegkampioen van Nederland. Twee jaar later debuteerde hij bij de elite op de TT in Assen. Maar het toptalent uit America had zijn grote liefde pas gevonden: de Superstock, op een viertaktmotor van 600 cc.
Litjens: ‘Ik had pas zes races gereden en won in april al de ONK-race in Francorchamps. Ik hoorde de concurrenten zeggen: wij dachten dat we hard reden, komt zo’n snotneus ons even buitenom passeren. De 125 cc is het piekfijne werk, het is allemaal zo stug. Een hobbeltje en je kunt op de keien liggen. In de 600-klasse is het dansen over de baan, spelen met het vermogen van de motor. Het was de mooiste periode in mijn carrière, ook al duurde die zo kort.
‘Ik wil betrokken blijven bij de motorsport. Op mijn derde zat ik al op een crossmotortje, terwijl ik pas op mijn vierde kon fietsen. Toen was wel duidelijk welke kant ik op wilde. Ik hoop straks jonge talenten te kunnen begeleiden, zoals ik dat zelf was tot vorige maand.’
Op zijn Hyves-pagina zag Litjens wel 200 berichten na zijn ongeluk. ‘Ik ben ontroerd door alle steun, maar het leek op een condoleanceregister. Ik ben wel blij dat ik naast het racen een sociaal leven heb behouden. Nu hoef ik niet helemaal op nul te beginnen.’
Hij kan er al grappen over maken. ‘Zeg ik dat ik met 250 kilometer per uur een boom heb weg gekopt. Er zullen genoeg moeilijke dagen komen. Laat me daarom genieten van de dagen dat ik me goed voel. Ik heb niet één engel op mijn schouder gehad, maar een heel nest. Ik hoop wel dat er eentje blijft zitten om die overgebleven zenuw te laten aanhechten.’
Maar hoe kun je een nieuw leven opbouwen als het vorige gevoelsmatig niet is afgesloten? ‘Ik heb nog honderdduizend vragen’, zegt Litjens. ‘Geef me een bal en ik schop hem weg. Maar ik vrees dat ik met een lamme arm zal moeten leven. Ik schommel heen en weer tussen extreme emoties. Dat malen in mijn kop maakt me gek, het heeft ook geen zin.
‘Maar ik zie hoe mijn ouders hieronder lijden. Zij zagen tijdens die race in Hengelo de rode vlag omhoog gaan. Ze hadden het met mijn broer eerder meegemaakt. Je weet meteen dat het niet goed is. Aan de kant ga je de coureurs tellen, wie komt er langs? Ik kwam niet terug.
‘Ik vind het verschrikkelijk dat ze het ongeluk hebben moeten meemaken. Er waren ook momenten dat ik me schuldig voelde. Vroeg ik me af wat ik mijn familie had aangedaan. Maar we hebben dankzij het racen een prachtige tijd gehad. Ook dit zullen we gezamenlijk verwerken.’
Litjens heeft de kracht gevonden om zijn emoties te tonen. ‘Iedereen mag zien dat ik verdriet heb, dat ik even compleet naar de kloten ben. Ik verstop me niet. Ik ga zaterdag naar de TT in Assen, hoewel het emotioneel zwaar wordt. Waarom zou ik die confrontatie uitstellen? De paddock is mijn wereld. Het racen is me afgepakt, de motorsport niet.’