Snorfiets voor vader

Al het nieuws over onze nationale helden

Moderator: mods

Gebruikersavatar
999
Berichten: 58583
Lid geworden op: do sep 25, 2003 6:53 pm

Snorfiets voor vader

Bericht door 999 » za sep 02, 2006 7:07 am

Na 52-jarige loopbaan gaat voetbaldier genieten van visvakanties in Ierland

Snorfiets voor vader

„Faas Wilkes was een feestbeestje en gentleman tegelijk”

„Sepp Herberger vroeg me voor de Mannschaft”

ENSCHEDE, zaterdag

De Tweede Wereldoorlog was nog geen jaar voorbij, toen het Nederlands elftal op 10 maart 1946 in Luxemburg zijn eerste naoorlogse interland speelde. Eén van de 16.000 enthousiaste supporters in het groothertogdom was een 12-jarige jongen, die vol bewondering toekeek. „Daar zag ik bij Oranje toch een speler. Ik dacht bij mezelf: wat een voetballer! Later bleek dat Faas Wilkes te zijn geweest, die zijn debuut maakte”, herinnert Antoine ’Spitz’ Kohn zich zestig jaar later.

„In 1959, toen ik naar Nederland kwam om bij Fortuna’54 te gaan voetballen, ben ik Faas Wilkes weer tegengekomen. Hij kwam tegelijkertijd met mij binnen bij Fortuna en wij hebben een paar maanden samen in hetzelfde Limburgse hotel gewoond. Ik was toentertijd pas 25 en Faas had al een grote carrière achter de rug. Bij Inter gespeeld, bij Valencia, dat was wat in die tijd. Faas heeft me veel geleerd over het leven. Hij was een feestbeestje en gentleman tegelijk. Altijd netjes gekleed, altijd correct, maar hij maakte ook graag plezier. Faas heeft mij geleerd waar de grens moet liggen. Tot zover en dan ophouden.”

„Als voetballer was Faas een klasse apart met schijnbewegingen die ik nooit meer bij iemand heb gezien. Ik was zelf een goalgetter. Met zowel links als rechts had ik een goed schot, ik was snel en kopsterk, maar voetbaltechnisch niet briljant. Je mag me echt niet vergelijken met Faas Wilkes, want die had bijzondere kwaliteiten. Ik weet nog wel dat we een oefenduel speelden tegen 1860 München. We stonden met 1-0 achter en op het middenveld gaf ik Faas de bal. ’Let op’, zei hij, ’ik ga scoren’. En vervolgens omspeelde hij vanaf het middenveld iedereen en maakte de gelijkmaker.”

„Faas was ook altijd in voor een vriendendienst. Ik weet nog wel dat ik met Frans Geurtsen van DWS was verwikkeld in een strijd om de topscorerstitel. In Utrecht gingen Faas en ik samen op het doel af. Hij omspeelde de keeper en kon zo de bal tegen het net schuiven. Maar wat doet-ie? Faas legt de bal op mij af, zodat ik de goal kon maken. Maar ik rekende daar helemaal niet meer op en stond al met mijn armen omhoog te juichen. Alleen door op het laatste moment een sliding in te zetten kon ik nog scoren.”

„Fortuna’54 was een mooie club, maar we hadden wel drie keer kampioen moeten worden. We hadden geweldige spelers. Behalve Faas ook internationals als Cor van der Hart en Jan Notermans. Maar de club werd niet professioneel geleid. Met privé-auto’s van clubeigenaar Gied Joosten trokken we doordeweeks heel Europa door om tegen betaling vriendschappelijke wedstrijden te spelen. De ene dag speelden we in Boulognesur-Mer, de dag erop in Graz. We speelden tegen Real Madrid, tegen Vasco da Gama, noem maar op. Vaak kwamen we pas op vrijdagmiddag doodmoe terug in Geleen, waarna we op zondag alweer voor de competitie moesten spelen.”

„Bijna was ik in 1959 niet bij Fortuna’54 maar bij PSV terechtgekomen. Die club koos uiteindelijk voor Trevor Ford. Ik speelde toen in Zwitserland bij FC Basel en was op 20-jarige leeftijd mijn profcarrière begonnen in Duitsland bij Karlsruhe, waar we tweemaal de Duitse beker hebben gewonnen. Als cadeautje voor het tekenen van het contract mocht ik van Karlsruhe naar het WK van ’54 in Zwitserland. Daar heb ik de legendarische WK-finale tussen Duitsland en Hongarije gezien.”

„Het was altijd mijn droom om voetbalprof te worden. Ik ben opgegroeid in Esch in het zuiden van Luxemburg, dicht bij de Franse grens, en speelde bij Jeunesse d’Esch. Ik weet nog dat ik mijn eerste voetbalschoenen kreeg. Mijn moeder had me daarvoor veertig Reichsmark gegeven, het was tijdens de oorlog. Toen mijn vader die schoenen zag, zei hij lachend: ’Die nopjes haal ik eraf, dan zijn het goede schoenen om mee naar school te gaan.’ We gingen vaak voetbal kijken in Frankrijk bij FC Metz, dat lag zo’n vijftig kilometer verderop. Vanaf mijn zeventiende ging ik in de ijzermijnen werken, zwaar werk, tweehonderd, driehonderd meter onder de grond. Het voetbal heeft me een heel ander leven gegeven. Ik ben God dankbaar dat ik een beetje ballen kon.”

„Ik heb mijn vader altijd gezegd dat ik voetbalprof zou worden, maar hij dacht dat het te hoog gegrepen zou zijn. Op mijn vijftiende was ik 1,80 m lang en 80 kilo zwaar. Ik was wel sterk, maar kon mijn kracht niet kwijt. Ik was zo langzaam als een schildpad. Maar ik weet het nog goed; op een maandag oefenden we tegen een Franse club en er komt een dieptepass. Ik sprint en ineens ben ik los. Mijn vader stond langs de kant en had het ook gezien. Toen ik na de wedstrijd thuiskwam, zei hij: ’Wat was er met jou aan de hand?’ Ik antwoordde: ’Pa, heb je het gezien, ik ben snel geworden’.”

„Ik ben heel blij dat mijn vader dat nog heeft meegemaakt. Hij was een grote, sterke man, een beer van een vent. In zijn jonge jaren hield hij van wielrennen. Maar toen mijn vader ouder werd, kreeg hij moeite met fietsen. Toen heb ik hem beloofd: ’Pa, als ik prof ben, dan koop ik een snorfiets voor jou, zodat je niet meer hoeft te fietsen’. Maar dat heeft hij niet meer mee mogen maken. Mijn vader is overleden in 1953. Een jaar later tekende ik mijn eerste contract bij Karlsruhe.”

Emotioneel: „Toen had ik het geld om wel tien van die snorfietsen voor mijn vader te kopen, maar kon ik het niet meer doen. Dat heeft me altijd dwarsgezeten. Daar heb ik nog altijd verdriet van.”

„Mijn vader kwam altijd naar me kijken als ik voetbalde, maar dan ging hij ergens alleen staan. Hij kon het niet verdragen als de mensen kritiek op me hadden. Als ze me een trage schildpad noemden, of zo. Uit mijn jeugd stamt ook mijn bijnaam ’Spitz’. Die kreeg ik omdat ik zo’n smal gezicht had. Later dacht iedereen dat het met mijn positie op het voetbalveld te maken had, maar de term ’spits’ kenden ze in mijn jeugd nog niet. Toen werd dat midvoor genoemd.”

„Veel vrienden in Luxemburg hebben het me kwalijk genomen, dat ik in Duitsland ging voetballen. Het was pas tien jaar na de oorlog en de wonden waren nog vers. Wij woonden in een arbeidersbuurt met huis voor huis grote gezinnen en overal waren oudere broers omgekomen in de oorlog. Esch lag dicht bij de Maginot-linie en in de oorlog zijn we gevlucht. We zijn te voet met jutezakken op onze rug honderden kilometers Frankrijk in gelopen, helemaal naar Lyon en later weer naar Rouen. We hebben op onze handen en voeten door het donker moeten kruipen, terwijl de kogels van links en rechts kwamen. En dan riep mijn moeder omstebeurt de namen van mij en mijn twee broers. Als we dan ’ja’ zeiden, dan wisten mijn ouders dat we nog bij elkaar waren.”

„Toen ik bij Karlsruhe zat, is de Duitse bondscoach Sepp Herberger bij me geweest met de vraag of ik voor de ’Mannschaft’ wilde gaan spelen. Maar ik vond dat ik dat niet kon maken zo kort na de oorlog. Ik heb later, in 1957, met Luxemburg nog tegen Nederland gespeeld. Bij Oranje deed Faas Wilkes weer mee.”

„Ik ben helemaal vernederlandst. Ik kom nog wel eens in Luxemburg, maar driekwart van mijn leven heb ik hier gewoond. Uiteindelijk zal ik ook in Nederland worden begraven, dat is voor mij zeker. Hier in Enschede voel ik me thuis. Mijn vrouw komt hier vandaan. FC Twente is ook echt mijn club geworden. In 1965 bij de fusie was ik de eerste contractspeler van buitenaf die werd vastgelegd. Ik heb nog een paar jaar gespeeld en daarna ben ik assistent van Kees Rijvers geworden. Een betere leermeester had ik niet kunnen hebben.”

Zijn grootste successen beleefde Kohn als hoofdtrainer bij FC Twente. „De absolute hoofdprijs hebben we jammer genoeg nooit kunnen winnen. We hebben in 1977 wel de beker gepakt, maar de UEFA-Cupfinale verloren we van Borussia Mönchengladbach en ook in de strijd om de landstitel kwamen we steeds net iets tekort. Ten opzichte van Ajax, Feyenoord en PSV misten we net dat laatste stukje professionaliteit.”

In Amsterdam werkte Spitz Kohn met legendarische namen als Johan Cruyff en Louis van Gaal. „Ajax was een club op zich. Als je eenmaal Ajacied bent geweest, gaat dat gevoel nooit meer weg. Ik heb zowel met Cruyff als met Van Gaal altijd prima kunnen werken. Ik wist mijn plaats.”

„Als je ouder wordt, dan verwateren de contacten. Af en toe zie je elkaar bij een reünie. Maar je komt op een leeftijd dat je genoeg hebt aan jezelf. Dat wil niet zeggen dat je met je hart niet bij al die mensen bent. Ik weet dat ik af en toe tekortschiet. Dan is er iemand overleden en zou ik de telefoon moeten pakken of naar de begrafenis moeten gaan. Maar dat raakt me zo diep. Dat is emotioneel te zwaar. Maar met mijn hart en geest ben ik wel bij die mensen. Als ik dan alleen ben, komen de tranen.”

„Dat had ik vroeger ook met vreugde. Als we een prijs gewonnen hadden, dan liet ik de jongens over het veld lopen en ging ik het vanuit een stil hoekje bekijken. Alleen op mezelf kon ik mijn emoties kwijt, kon ik echt genieten.”

„Als je jong bent, dan denk je aan bruiloften en kinderen die geboren worden. Als je ouder wordt, denk je meer aan de dood. Dat hoort bij deze leeftijd.”

„Deze zomer ben ik gestopt als scout van SC Heerenveen. Dat heb ik vijf jaar gedaan. Mooie club, aimabele mensen.

Vooral ook voorzitter Riemer van der Velde en zijn vrouw Annie. Ik heb lang genoeg gewerkt. Vanaf nu wil ik doen waar ik zelf zin in heb.” Lachend: ,,Lekker vissen in Ierland. Daar is de zee zo mooi en ’s avonds in de kroegen is het ouderwets gezellig.”

„Mijn zoons zijn nu 24 en 21. Ik heb laat kinderen gekregen. De oudste heet Nicola, die is vernoemd naar mijn vader. De jongste heet Antoine, net als ikzelf. Mijn vader stierf toen ik negentien was. Mijn kinderen zijn nu al ouder, die mazzel heb ik. Als je jonge kinderen hebt, wil je zien hoe ze terechtkomen, hoe ze zich later redden. De oudste werkt hier in Enschede bij een bedrijf dat Selectdesign heet en waar designmeubelen worden gemaakt. De jongste heeft de sportacademie Cios gedaan en gaat nu naar de Pabo om onderwijzer te worden. Het zit me nog altijd dwars dat mijn vader dat bij mij niet mee heeft kunnen maken. Had hij maar kunnen zien dat ik beroepsvoetballer geworden ben. Dat was mij heel veel waard geweest.”
De T.

Plaats reactie