Wat is er geworden van .... (deel II)

Alles over Ajax in z'n algemeenheid.

Moderator: mods

Historicus
Berichten: 3372
Lid geworden op: di mar 15, 2016 11:03 pm

Re: Wat is er geworden van .... (deel II)

Bericht door Historicus » zo apr 21, 2024 5:26 pm

Marillion schreef:
zo apr 21, 2024 12:29 pm
Precies, ik was van plan om te gaan tot ik zag wat het moest kosten. Als dan je bedoeling is om mensen bij elkaar te brengen dan sla je de plank wel een beetje mis als organisatie. Erg jammer want dit kan gewoon ontzettend leuk zijn om al de oud spelers weer eens te zien.

Had gewoon 15 euro achter het doel gedaan en 30 lange zijde. Zit het gewoon vol en per saldo komt er nog meer binnen ook. Nou ja, dat is dan de les voor de volgende keer.
De volgende keer zal niet in het Olympisch Stadion zijn, want het werd georganiseerd door BIF. EN BIF gaat, zo begreep ik het, nu op wereldtoernee.

Historicus
Berichten: 3372
Lid geworden op: di mar 15, 2016 11:03 pm

Re: Wat is er geworden van .... (deel II)

Bericht door Historicus » zo apr 21, 2024 5:27 pm

Vond het overigens best wel bijzonder om Seedorf in Ajax-tenue te zien met de aanvoerdersband om.

Gebruikersavatar
Marillion
Site Admin
Berichten: 41108
Lid geworden op: vr sep 19, 2003 12:51 pm

Re: Wat is er geworden van .... (deel II)

Bericht door Marillion » zo apr 21, 2024 5:33 pm

Ja, was leuk om hem in Ajax shirt terug te zien. Hij had het ook naar zijn zin was mijn indruk.

Wat een vervolg betreft. Ajax Legends heeft recent natuurlijk ook in Liverpool gespeeld. Wellicht is er wel animo om af en toe een potje vanuit Ajax te organiseren. Lekker in het Olympisch stadion met toegankelijke prijzen en bijvoorbeeld aandacht om jeugd er actief bij te betrekken. Al zullen die de oude spelers misschien niet altijd kennen. :smallgrin.gif:
Nil volentibus arduum

Gebruikersavatar
Arthur
Berichten: 13430
Lid geworden op: vr sep 19, 2003 12:43 pm

Re: Wat is er geworden van .... (deel II)

Bericht door Arthur » vr mei 10, 2024 8:54 am

Oud-Ajacied Tijjani Babangida is in kritieke, maar stabiele toestand opgenomen in een ziekenhuis na een verkeersongeluk in zijn geboorteland Nigeria. Zijn 47-jarige broer Ibrahim, oud-speler van FC Volendam, heeft het ongeluk niet overleefd, meldt de Nigeriaanse voetbalbond.

Gebruikersavatar
Marillion
Site Admin
Berichten: 41108
Lid geworden op: vr sep 19, 2003 12:51 pm

Re: Wat is er geworden van .... (deel II)

Bericht door Marillion » vr mei 10, 2024 8:54 am

Slecht nieuws over Babangida en zijn broer:
Oud-Ajacied Tijjani Babangida zwaargewond na ongeluk, broer Ibrahim overleden

Oud-Ajacied Tijjani Babangida is in kritieke, maar stabiele toestand opgenomen in een ziekenhuis na een verkeersongeluk in zijn geboorteland Nigeria. Zijn 47-jarige broer Ibrahim, oud-speler van FC Volendam, heeft het ongeluk niet overleefd, meldt de Nigeriaanse voetbalbond. Het ongeluk gebeurde op de snelweg van Kaduna naar Zaria. Ook de vrouw van de oud-international en een werkster zaten in de auto. Ze zijn naar een ziekenhuis gebracht.

De vijftigjarige Babangida is volgens de Nigeriaanse voetbalbond bij bewustzijn. Hij speelde in Nederland ook voor Roda JC, Vitesse en VVV-Venlo. Tussen 1996 en 2003 kwam Babangida bij 102 wedstrijden in actie voor Ajax. Daarin scoorde de aanvaller 24 keer en leverde hij 15 assists. Babangida won met Nigeria goud op de Olympische Spelen van Atlanta. Ook ging hij met de 'Super Eagles' naar het WK van 1998. Hij speelde 36 interlands voor het Afrikaanse land. Ibrahim Babangida is 47 jaar geworden. Hij voetbalde van 1997 tot 2002 voor FC Volendam. Hij was jeugdinternational voor zijn land en won met Nigeria in 1993 het WK onder 17.

Bron: nu.nl
Nil volentibus arduum

Gebruikersavatar
zeux
Berichten: 33668
Lid geworden op: wo dec 29, 2010 6:30 pm

Re: Wat is er geworden van .... (deel II)

Bericht door zeux » za jun 01, 2024 1:34 am

Søren Lerby.

Interview in de Volkskrant:
Oud-voetballer Søren Lerby: ‘Je moet het verdienen om erbij te horen, laten zien dat je uit het goede hout bent gesneden’


Oud-profvoetballer Søren Lerby is speciaal voor het interview overgevlogen uit Cyprus.Beeld Valentina Vos
Bikkelhard was Søren Lerby tijdens zijn voetbalcarrière, zijn schenen onbeschermd en zijn inzet altijd honderd procent. Het is die mentaliteit waarmee hij Ajax, PSV en Bayern München naar de overwinning bracht, maar die hem door collega's, kinderen en partners niet altijd in dank werd afgenomen – onterecht, aldus Lerby, want voor fluwelen handschoentjes heeft aan de top niemand de tijd.

Søren Lerby (66) gaat voor naar een stil zaaltje in het Amsterdamse Parkhotel. Van top tot teen in het blauw gekleed, zijn goudblonde haar netjes achterovergekamd, lichte knik in het loopje. Zeven jaar geleden kreeg hij een nieuwe knie. Monter: ‘Topknie, Arlette en ik hebben vanochtend nog gejogd in het Vondelpark.’

Het hotel is zijn vaste verblijfplaats tijdens bezoekjes aan Nederland, waar hij vijf keer landskampioen werd met Ajax, drie keer met PSV, twee keer de beker won met Ajax en met PSV zelfs de treble (landskampioen, beker, Europacup I). In zijn vijftien jaar als voetbalprof won hij bovendien met het Duitse Bayern München nog twee keer de Bundesliga en speelde hij 67 interlands voor de Deense nationale ploeg.

Lerby en zijn vrouw wonen inmiddels afwisselend in Spanje en op Cyprus. Lerby’s oudste zoon Kaj, uit zijn huwelijk met de dertien jaar oudere zangeres Willeke Alberti, emigreerde naar Zuid-Frankrijk, zijn zoon en dochter uit de verbintenis met Arlette van der Meulen (54) studeren in de Verenigde Staten.

Hij is speciaal voor het interview overgevlogen vanuit Cyprus, maar maakte meteen een sociaal rondje: lunchen met Wim Kieft, zijn oud-collega bij zowel Ajax als PSV, en na het interview in het Conservatorium Hotel dineren met Johnny de Mol, zijn stiefzoon sinds hij in 1980 verkering kreeg met De Mols moeder Willeke Alberti.


Dat de destijds twintiger Lerby zijn stiefvaderrol serieus nam, blijkt wel uit een passage in de binnenkort in Nederlandse vertaling te verschijnen biografie Søren Lerby, waarin Johnny de Mol terugblikt op een akkefietje uit Lerby’s tijd bij Bayern München. Terwijl de selectie traint, voetballen de ‘zonen-van’ op het veld ernaast een wedstrijdje. Als de Bayern-sterren daar vervolgens komen kijken, wijst Lothar Matthäus plotseling naar Johnny en schreeuwt: ‘Johnny is rechtsbenig. Hij kan onmogelijk een zoon van Søren zijn!’ Lerby aarzelt niet en slaat zijn Duitse collega meteen vol in het gezicht. De Mol, in het boek: ‘Het liet me zien dat Søren echt om me gaf. Hij nam het voor me op tegen een van de grootste spelers van de club.’

Pas 17 jaar is de in Kopenhagen geboren Lerby als hij samen met landgenoot Frank Arnesen in 1975 door Ajax wordt gehaald. Tegenwoordig gebruikelijk bij grote talenten, destijds wordt de transfer in de Deense pers nog als ‘kinderhandel’ bestempeld.

In Amsterdam is Rinus Michels de trainer; een jaar eerder had hij het Nederlands elftal met zijn beroemde ‘totaalvoetbal’ tot de WK-finale gebracht. De twee Denen zijn gescout dankzij een krantenknipsel dat op het bureau van Michels is beland; de generaal had na lezing ervan zijn assistent naar Kopenhagen gestuurd om de twee te bekijken.

Waar tegenwoordig spelers door een heel team van zaakwaarnemers, persoonlijk assistenten en een plukje familieleden worden omringd, komt de man die later zelf zaakwaarnemer zal worden met alleen zijn vriendin Lene en een paar koffers in Amsterdam aan. Op zijn eerste werkdag is het Rinus Michels zelf die Lerby en Arnesen de stad rondrijdt en voor hun hotel afzet. Het verblijf in het Crest Hotel naast de Rai moeten ze uit eigen zak betalen. Lerby, nu: ‘Mijn ouders hadden geen auto en Michels reed in een mooie blauwe Mercedes. Hij was bovendien een gigantische personality. Michels wees ons de bus en de tramhalte voor het hotel aan. Lijn 8 en 9, die ook stopten bij De Meer. ‘Zorg dat jullie op tijd komen, daar hou ik van’, zei hij, voordat-ie wegreed. En wij heel onderdanig: ‘Ja meneer.’’

Die onderdanigheid is er, zeker bij Lerby, snel af. De Deen ontwikkelt zich van verfijnde linksbuiten tot een prototype bikkelaar op het middenveld, voor niets of niemand bang, wat hij extra onderstreept door geen scheenbeschermers te dragen en zijn sokken tot op de enkels te laten afzakken. Zes jaar na zijn komst is Lerby aanvoerder van het elftal waarin inmiddels ook Johan Cruijff is teruggekeerd en jonkies Van Basten, Rijkaard en Kieft zijn gedebuteerd.

Uit Søren Lerby: ‘Op een dag benaderde Frank Rijkaard Lerby op zijn hotelkamer. De Deen wist dat er moed voor nodig was geweest om aan te kloppen en advies te vragen aan een van de invloedrijkste spelers van het team. Lerby nam de rol op zich die Ruud Krol enkele jaren daarvoor ten opzichte van hem op zich had genomen. Op het veld werden de jonkies snel en hard aangepakt – hier in de hotelkamer was het vredestijd. ‘Frank vroeg na een tijdje: ‘Søren, heb je weleens dagen dat je aanvoelt dat het een slechte wedstrijd gaat worden?’ ‘Ik zou mezelf nooit toestaan om een slechte dag te hebben’, herinnert Lerby zich. ‘Slechte dagen gebeuren niet zomaar. Je moet zelf voor een goede dag zorgen. Als een andere jonge speler me op een minder elegante manier naar hetzelfde onderwerp had gevraagd, had ik hem ervan langs gegeven. Maar Frank was speciaal.’


Søren Lerby: ‘Het zit niet in mijn aard om veel complimentjes te geven.’Beeld Valentina Vos
Rijkaard was toen pas 16 of 17 jaar. Wat vond jij nou zo erg aan zijn vraag?
‘Frank kon zich heel kwetsbaar opstellen, maar je mag je kwetsbaarheid natuurlijk helemaal niet laten zien. Dat is onacceptabel. Het enige wat telt is dat je aan het einde van de week goede benen hebt.’

Jij antwoordde dat hij er ‘gewoon’ klaar voor moest zijn.
‘Ja, je moet er klaar voor zijn. Altijd. Ook als je er niet klaar voor bent.’

Dat klinkt cruijffiaans, maar hoe doe je dat; er klaar voor zijn terwijl je dat niet bent?
‘Door te focussen. Als je speelt, speel je. Lukt het echt niet, dan moet je je afmelden. Zeker bij een topclub móét je gewoon elke wedstrijd winnen. Wat dit seizoen bij Ajax is gebeurd, dat kan dus eigenlijk niet.’

Toch vind ik het moeilijk te begrijpen dat je zo streng was tegen zo’n jonge jongen.
‘Ik geloof erin dat zich op die manier uitselecteert wie tegen een stootje kan. Dát zijn de spelers die je erbij wilt hebben. Ik ben zelf ook getest, hè? Ik ging door mijn rug, toch liet Michels me al struikelend rondjes rennen. Ik heb hem later nog eens gevraagd wat daarvan de bedoeling was. Maar zo ging het toen gewoon. Ik kwam in mijn eerste jaren nog op een omafiets van de rommelmarkt naar de training. Krol en Suurbier reden in enorme auto’s en gooiden mijn fiets regelmatig de bosjes in. Als ik die na de training aan het zoeken was, reden zij langs: ‘Tot morgen!’’

Een soort ontgroening.
‘Ik heb ooit Pierre-Emile Højbjerg horen zeggen, en dat vond ik wel een mooie: ‘Als ik in de kleedkamer van Bayern München rondkijk en mijn medespelers zie zitten, weet ik: ze hebben allemaal gehuild om hier te komen.’ En zo is het. Je moet het verdienen om erbij te horen, laten zien dat je uit het goede hout bent gesneden. Aan de top is er geen tijd voor fluwelen handschoenen of om te zeggen ‘laat hem maar even, hij zit niet zo goed in z’n vel.’’

Marco van Basten zegt in je biografie dat jij het team verdeelde in spelers die het konden bijbenen en degenen die dat niet konden.
‘Dat is wat ik probeer uit te leggen, ja. En wat jij probeert te vragen is: had het ook anders gekund?’

Inderdaad.
‘Het antwoord is: ja, natuurlijk. Maar het hoorde ook een beetje bij de manier waarop wij met elkaar omgingen. Bovendien was de mentaliteit in Amsterdam heel direct. Dat sprak me aan, Kopenhagenaren zijn ook zo. In Noorwegen wordt juist in eerste instantie voor het plezier gespeeld, pas daarna is het resultaat belangrijk. Misschien was ik daar dus wel afgevallen, hadden ze gezegd: ‘Deze willen we er niet bij, wat is dat voor een mafkees?’’

Het idee dat keihard zijn nodig is om tot de beste prestaties te komen, is tegenwoordig aan het veranderen. Er is meer oog voor het feit dat sommige mensen daar gewoon niet bij gedijen.
‘Ja, mee eens. Maar ik kon niet anders. Het was niet iets wat ik me heb aangeleerd, ik ben daarmee geboren.’

De vader van Lerby, Kaj, groeit op in een zeer arm naoorlogs gezin. Kaj heeft zijn eigen vader nooit gekend, moeder is jarenlang afwezig en hij gaat als 15-jarige in de haven van Kopenhagen werken. In zijn vrije tijd is hij een verdienstelijk amateurvoetballer bij B1903, waar hij later ook de trainer van zijn zoon zal worden. Søren: ‘Het was gewoon overleven, er was geen tijd om dingen uit te leggen. Als ik aan tafel smakte, kreeg ik gewoon – póm – zijn lepel precies op mijn voorhoofd, weet je wel? Als ik op straat klappen had gekregen, vroeg mijn vader alleen of ik wel terug had geslagen. Nee? Dan moest ik terug. Mijn vader was streng, kon heel hard schreeuwen en soms ben ik bang voor hem geweest, maar ik bewonderde hem ook. Toen ik vond dat Ajax me bij de eerste contractverlenging beledigde door Frank Arnesen wel een bonus te geven en mij niet, vroeg hij: ‘Wat is het alternatief? Opgeven? Als je opgeeft, win je nooit.’’

Niet opgeven, die mentaliteit bezorgt hem in 1985, inmiddels speler van Bayern München, een vermelding in het Guinness Book of Records als Lerby binnen zes uur twee wedstrijden voor twee verschillende teams speelt. Zodra Denemarken in de WK-kwalificatiewedstrijd tegen Ierland in de 60ste minuut met 3-0 voor staat, stuurt bondscoach Sepp Piontek Lerby met de ongeduldig wachtende Bayern-voorzitter Uli Hoeneß mee. Hoeneß heeft een politie-escorte naar het vliegveld van Dublin en een privévliegtuig geregeld om de Deen vervolgens in Düsseldorf met een Porsche naar het stadion van Bochum te rijden, waar Bayern die avond een bekerwedstrijd speelt. Als de Porsche in de file terechtkomt en Lerby de wedstrijd alsnog dreigt te missen, stapt hij uit, gooit zijn tas over de schouder en legt de laatste drie kilometers naar het stadion rennend af.


Søren Lerby: ‘Mijn mentaliteit was nu misschien best een probleem geweest, ja.’Beeld Valentina Vos
De mentaliteit die hij van huis uit en op het voetbalveld mee krijgt, werkt bovendien door in de opvoeding die hij zijn eigen (stief)kinderen geeft. Zo vertelt zoon Christian (22), een getalenteerd tennisser, in Søren Lerby: ‘Buiten het veld is mijn vader over het algemeen erg ondersteunend. Maar als ik wedstrijden moest spelen, voelde het alsof híj degene op het veld was. Hij had altijd zoveel adrenaline in zijn lichaam en soms werd dat heel negatief. Als kind had ik er veel last van, maar nu kan ik er beter mee omgaan.’

En stiefzoon Johnny, in het boek: ‘Ik zocht zijn goedkeuring, maar die kreeg ik niet altijd.’ Een paar dagen voor het gesprek zegt De Mol aan de telefoon: ‘Als ik na een sportdag trots thuiskwam omdat ik tweede was geworden bij de veldloop en derde met basketbal, zei Søren: ‘Dus eigenlijk kun je helemaal niks?’ Ik begrijp wel wat hij daarmee bedoelde, namelijk: focus je nou op één ding en word dáár heel goed in.’

Lerby, slokje koffie, houdt het schaaltje madeleines onder de neus van de interviewer. ‘Wil je zo’n koekje? Deze zijn echt heel lekker.’ Dan, lachend: ‘Ik had vroeger een vriend die dat tegen mij zei. ‘Als je alles bíjna kunt, wat kun je dan?’ Nou, niks dus. Daar komt het vandaan.’

Johnny vond dat er in dat strenge van jou veel liefde zat. Je wilt het beste uit mensen halen.
‘Ik ervaar het ook niet als een aanval. En inderdaad heb ik dat altijd geprobeerd, zowel bij medespelers als mijn kinderen: zet je voor honderd procent in. Maar goed: toen mijn jongsten nog voetbalden, kon ik na een wedstrijd weleens zeggen dat ze echt goed hadden gespeeld. Maar bij dat tennissen kwam mijn slechtste kant naar boven...’

Waardoor dan?
‘Ik weet het niet precies, ik wilde zo graag dat ze zouden winnen, en ik daarmee ook zélf won, leek het wel. Als ze in het net sloegen, werd ik helemaal gek. Zat ik te schreeuwen, ‘sla die bal er gewoon overheen!’

‘Ik was er een keer bij toen mijn dochter een toernooi in Bolivia speelde. Omdat ik zo luidruchtig was, kwam haar coach naar me toe. ‘Je moet nu even weggaan, je zit in haar hoofd.’ Maar ik wilde haar partijen toch niet missen, dus voor de finale verstopte ik me in de struiken naast de baan. Toen ze won, kwam ik daar juichend uit tevoorschijn.’

Dat moet een merkwaardig gezicht zijn geweest.
‘Tegenwoordig is er iets nieuws: de livestream. Dus als Christian in de VS een partij speelt, kijken Arlette en ik vanaf Cyprus mee. Mijn vrouw ergert zich dan kapot aan mij, omdat ik enorm zit te vloeken achter dat scherm.

‘Clarine speelt collegetennis, studeert economie aan Columbia University en gaat stage lopen bij de Barclays Bank in New York. Christian staat op plaats 1437 in de ATP-ranking en twijfelt wat hij zal doen. We kunnen inmiddels wel weer samen over tennis praten – zolang ik niks kritisch zeg.’

Arlette constateert in jouw boek dat veel ouders hun kinderen alleen maar vertellen hoe geweldig ze zijn, terwijl jij precies het tegenovergestelde doet. ‘Bij Søren is het nooit goed genoeg’, zei ze.
‘Dat klopt wel. Het zit niet in mijn aard om veel complimentjes te geven. Mijn vader uitte zijn genegenheid of gevoelens ook niet, maar ik vóélde dat hij trots op me was. Ik wist dat het goed zat, weet je wel? Maar oké: je kunt het ook zeggen.’

Ervaar je dat als een gebrek van jezelf?
‘Ik heb dat nooit zo gezien, nee, maar naarmate je ouder wordt, denk je weleens: misschien moet ik die gevoelens toch eens gaan uitspreken.’

De blik naar buiten, richting Vondelpark. ‘Bij Bayern stonden we na een training onder de douche toen Bertram Beierlorzer me aansprak. ‘Ik voetbal nou al tweeënhalf jaar met jou, maar je hebt nog nooit iets positiefs over me gezegd.’ Ik keek hem lang aan en vroeg toen: ‘Maar wat moet ik dan voor positiefs over jou zeggen?’ Daarna moesten we allebei hard lachen.

‘Vóór en tijdens een wedstrijd deed ik er alles aan om te winnen en kon ik hard uit de hoek komen, maar daarna was het wat mij betreft weer even goede vrienden. Alleen stapte niet iedereen er zo makkelijk overheen. Zeker als we een paar keer verloren hadden, kwamen we bij elkaar en werd er gezegd: ‘Het gaat echt niet meer, met dat geblèr van Søren.’ Dus dan moest ik beterschap beloven. ‘Sorry jongens, het zal niet meer gebeuren.’’

Knipoog: ‘Net een huwelijk, weet je wel. Na een poosje gaat het dan toch weer mis.’

Ineens: ‘Heb jij kinderen?’

Nee, die heb ik nooit gewild.
‘Nee? O, wat gek. Of gek, zo gek is het niet. Ook wel makkelijk. Ook geen verdriet.’

Johnny wierp aan de telefoon een interessante vraag op: Wat is de onzichtbare lijn tussen het vroeger o zo bejubelde grenzen verleggen en het tegenwoordig zo beschimpte grensoverschrijdend gedrag?
‘Als jij een mooi tv-programma wilt maken, wat is er dan verkeerd aan iedereen op scherp te zetten zodat ze het zo goed mogelijk doen? Nou ja, misschien de toon? Na Michels werd Tomislav Ivić onze trainer bij Ajax. Een bloedfanatiek mannetje. Uit tegen FC Twente moest Barry Hulshoff geblesseerd het veld af. Ivić sprong op en ging met zijn ogen alle reserves langs. Nou, ik ben er klaar voor, dacht ik nog, maar Ivić schudde zijn hoofd en zuchtte: You’re all monkeys. Zo van: jullie zijn niets waard.’

Slok koffie: ‘Vandaag de dag ga je daar half de gevangenis voor in.’

Vervolgens: ‘Ik vind natuurlijk ook dat misbruik maken van anderen niet mag, maar ik kan de nieuwe mentaliteit niet helemaal volgen, geloof ik. Clarine studeert in New York. Aan haar wordt aan het begin van elk college gevraagd hoe ze aangesproken wil worden. Met he, she of they. Een kennis bij de bank kreeg Amerikaanse klanten over. Hij wilde ze cake aanbieden, maar dat mocht niet: er kon weleens iets in zitten waar iemand allergisch voor was. Mijn zus werkt in Denemarken als pedagoog. Laatst belde ze, ze had zich ziekgemeld. Een van haar bazen had tegen haar geschreeuwd en dat accepteerde ze niet. Ik dacht: dan zeg je toch gewoon iets terug?’

Zei je dat ook?
‘Nee, dat niet. Ik moest een beetje lachen en antwoordde: ‘Goed zo, Pernille, je moet dat ook niet accepteren.’’

Korte stilte. Dan de eigen conclusie: ‘Mijn mentaliteit was nu misschien best een probleem geweest, ja. Hoewel: zolang je goed genoeg speelt, word je als voetballer gedekt door de trainer. Udo Lattek, de legendarische Duitse coach, vergeleek ons bij Bayern altijd met een roedel wolven. De sterksten liepen voorop. We maakten ook wolvengeluiden voordat de wedstrijd begon. Maar als je een grote mond hebt én je gaat slechter spelen, moet je oppassen dat je niet zelf wordt opgegeten.’

Wim Kieft vertelde aan de telefoon dat zoiets jou overkwam, aan het eind van je carrière. Als je niet meer zo goed bent, wordt ook niet langer geaccepteerd dat je je als een hork gedraagt.
Gegrinnik: ‘Ik had op het laatst veel last van m’n knieën, dus zei ik aan het begin van het seizoen 1989-’90 bij PSV dat ik na dat jaar zou stoppen. Er ging een zucht van verlichting door de kleedkamer. ‘Pfff, éíndelijk!’’

Vrolijke blik: ‘Ik had nog gedacht dat ze zouden roepen: ‘Nee joh, moet je niet doen!’ Maar niemand deed dat. Ik speelde best goed, zeker het tweede deel van dat seizoen. Dus ik dacht: misschien komen ze er wel op terug. Nee dus. En eigenlijk was het ook wel goed zo.’

Lerby is 32 als hij het bestaan van gelauwerd voetbalster verruilt voor de wereld van het slachtafval. Een goede vriend die varkensdarmen en koeienmagen aan bedrijven in Polen verkoopt, vraagt hem de Oost-Europese markt verder open te breken.

Je was profvoetballer, getrouwd met een beroemde zangeres en had je omafiets allang verruild voor een witte Jaguar. De vleesverwerkende industrie lijkt me dan allesbehalve glamoureus.
‘Ik weet nog dat ik een keer in Katowice overnachtte, in een hotel van niks, en dat daar op een heel klein tv-scherm een Europacupwedstrijd te zien was. Toen dacht ik wel even: wat ben ik aan het dóén?’

Wat was het antwoord?
‘Ik wilde bewijzen dat ik ook iets anders kon dan voetballen.’

Aan wie?
‘Wat meespeelde was een column van Johan Derksen in Voetbal International, die heel kleinerend over mij schreef. Søren Lerby die altijd met een fles bier in zijn hand stond, zoiets. Bovendien heb ik tegen mijn kinderen altijd gezegd dat ze niet hun tijd moeten verspillen aan op de bank liggen, dus ja: dan kun je dat zelf ook niet gaan doen. En ik bleek dat werk echt leuk te vinden. Ik wilde per se op commissie aan de slag, dus dat je alleen betaald krijgt als je presteert en nieuwe klanten binnenhaalt. Dat ging al vrij snel heel goed.’

Toch werd je een jaar later ineens, zonder ervaring of trainersdiploma, de coach van Bayern München.
‘Willeke had nog tegen me gezegd dat ik het niet moest doen, dat het niks voor mij was, maar Uli Hoeneß en Udo Lattek dachten dat ik een goede trainer kon worden.’

Het seizoen begon beroerd, vervolgens speelden jullie uit tegen jouw Deense jeugdclub B1903. Bayern verloor met 2-6.
‘Dat was heel pijnlijk, ja. Op de terugvlucht naar München durfde niemand naast me te gaan zitten.’


Søren Lerby: ‘Met het succes komen er steeds meer haaien om die spelers heen. Mijn tip was altijd: zorg in elk geval dat je goed trouwt.’Beeld Valentina Vos
Na vijf maanden moest je vriend Uli Hoeneß je alweer ontslaan. Wist je toen: dit is geen beroep voor mij?
‘Willeke had wel gelijk dat dat trainen niet bij mij paste. ‘Zo sta je niet goed’ – ik vond het onzin om die jongens dat nog te moeten uitleggen. Ik had er geen gevoel voor, maar vond ook: dat moeten ze toch zelf begrijpen?’

Lerby maakt een comeback in het slachtafval totdat hij via zijn voormalige Ajax-collega Jesper Olsen, die bij Manchester United voetballers begeleidt, de wereld van het sportmanagement leert kennen. In 1995 richt hij Essel Sports Management op, dat ook Ajax-legende Sjaak Swart in dienst heeft en al snel de belangen behartigt van jonge talenten als Rafael van der Vaart, Wesley Sneijder, Johnny Heitinga, toenmalige spelersvrouwen Sylvie Meis en Yolanthe Cabau en de trainers Marco van Basten en John van ’t Schip.

Jij deed bij Ajax de onderhandelingen over contractverlenging met Jaap van Praag nog gewoon zelf. Tegenwoordig heeft ieder jong talent al een zaakwaarnemer. Er bestaan lifestylebureaus die met een team van twintig mensen 24/7 paraat staan om spelers te ontzorgen.
‘De tijden zijn veranderd. Nu is er inderdaad butlerservice en hebben sterspelers een eigen vliegtuig. Het is begonnen bij een paar succesvolle Amerikaanse rappers met hun entourage, sporters gingen dat nadoen. Maar wij hebben destijds ook bewust een full-servicebureau opgezet. Ik hield me bezig met de voetbalinhoudelijke zaken, maar we hielpen onze spelers ook met hun financiën. Zestig procent van de voetballers uit de Premier League is vijf jaar na het einde van hun spelerscarrière failliet. Bij American football zit zelfs vier op de vijf ex-profs twee jaar later al financieel in de problemen. Met het succes komen er steeds meer haaien om die spelers heen. Mijn tip was altijd: zorg in elk geval dat je goed trouwt.’

Op huwelijkse voorwaarden, bedoelde je?
‘Ja. Ik zei het ook tegen mijn eigen kinderen. Het is niet romantisch, maar wel verstandig.’

In een documentaire over Memphis Depay is te zien hoe hij met zijn personal assistant overlegt over de aanschaf van een reisblender, zodat ze voortaan als ze in hotels overnachten kunnen voorkomen dat er klontjes in zijn proteïneshake zitten. Jij stond een paar uur voor de Europacup-kwartfinale tegen het Juventus van Zoff, Gentile en Tardelli nog gewoon zelf je overhemd te strijken.
‘Toevallig heb ik mijn toenmalige vriendin Lene laatst nog gezien. We hebben erg gelachen om die tijd. In Denemarken was de man-vrouwverhouding heel gelijkwaardig. Dus toen wij in Diemen gingen wonen, plakte zij meteen een schema op de koelkast met daarop wie wanneer welk huishoudelijk klusje moest doen. In aanloop naar die Europacup-wedstrijd zocht ik het hemd dat bij mijn clubkostuum hoorde. Lene wees naar de hoek, daar lag een verkreukeld shirt. ‘Het was jouw beurt om te strijken’, zei ze. Dus daar stond ik, achter die strijkplank met uitzicht op het Olympisch Stadion waar we die avond zouden spelen. Ik dacht toen wel: dit gaat ’m niet worden tussen ons.’

Alle grote clubs werken tegenwoordig met eigen chef-koks, spelers als PSV-spits Johan Bakayoko hebben een heel eigen begeleidingsteam in dienst: van fysio en masseur tot privéchef. In jouw tijd als speler werd er nog gewoon gerookt in de kleedkamer.
‘Het laatste wat we deden voor de wedstrijd was een sigaret roken, en het eerste daarna ook. Op de club kregen we twee uur voordat we moesten voetballen biefstukken van 350 gram met lekker veel boterjus. Liep je de hele eerste helft met een volle pens over het veld. En als wij met het Deense elftal hadden gespeeld, stonden de kratten bier in de kleedkamer al klaar. Dat was pre-drinking, daarna gingen we de stad in.

‘Toentertijd was er veel minder bewustzijn over dat soort dingen. Bijna iedere speler rookte. Ik ging wel op tijd naar bed, at veel kip en dronk doordeweeks amper. Bij Bayern was het strenger, daar werden we elke maandagochtend gewogen om te checken of we ons het weekend niet hadden laten gaan. Ik heb altijd moeite gehad om op gewicht te blijven, dus elke maandag was een struggle. Uli Hoeneß kwam dan speciaal uit zijn kantoor, om te checken of ik niet liep te sjoemelen met die weegschaal.’

Je ziet er nu juist fit uit.
‘Eind 1999 werd in de Arena een wedstrijd gespeeld tussen het Oranje van de Eeuw en een team met buitenlanders van de eeuw. Bijna iedereen deed mee: van Faas Wilkes, Frans de Munck en Ove Kindvall tot Van Hanegem, Bergkamp, Gullit en Cruijff. Eén voor één kwamen we het veld op en bij iedereen werd er enthousiast geklapt. Totdat ik het veld op liep. ‘Wowwww’, hoorde ik. Ik vond het shirtje al wat klein, maar tussen die andere mannen viel me pas echt op hoe dik ik was geworden. 108 kilo, net een tonnetje. Op een gegeven moment stond Cruijff naast me en maakte een schaar. Omdat ik zo zwaar was, kon ik niet opzijstappen en viel Johan over mijn knie. Gebroken linkerarm, omdat hij tegen mij was opgelopen. Dus toen ben ik maar gaan lijnen.’

Ik begreep ook dat je bent gestopt met alcohol drinken.
‘Ik had genoeg gedronken, ja.’

Kreeg je er last van?
‘Ik vond zelf niet dat ik er last van had, dacht dat ik er wel goed tegen kon. En ook dat ik er extra gezellig van werd.’

Bevalt het?
‘Enorm. Je slaapt beter, hebt veel meer regelmaat in je dag, kunt altijd gewoon de auto in stappen én je hebt geen verkreukelde kop meer. Het heeft eigenlijk alleen maar voordelen. Ik riep altijd dat lekker drinken bij me hoorde, maar ik weet nu: allemaal gelul. De beste beslissing die ik heb genomen.’

Nog even over je tijd als zaakwaarnemer: de vader van Rafael van der Vaart was weegschalenverkoper en kwam bij jullie in dienst, Barry Sneijder was monteur van glijbanen voordat hij bij Essel Sports kwam werken. Werkt het zo dat als je de speler krijgt, je ook de familie in dienst neemt?
‘Wij vonden dat een goed idee, omdat de ouders dan konden zien wat er gebeurt binnen zo’n bedrijf. We wilden zo transparant mogelijk werken. Maar dat werd in de 25 jaar dat ik het heb gedaan wel steeds lastiger, omdat meer mensen zich met een speler gingen bemoeien. Vaak weten ze niks, maar horen ze een heleboel. Ik heb weleens een vader van een tweede-elftalspeler op kantoor gekregen die vond dat zijn zoon drie, vier ton per jaar moest gaan verdienen. Toen zei ik: ‘Dan zal hij toch echt eerst in het eerste moeten spelen.’ Maar goed, ik nam het ze nooit kwalijk, toen ik zelf bij Van Praag zat voor contractverlenging, riep ik ook maar wat.’

Het is 2011 als NRC groot uitpakt met een verhaal over zaakwaarnemer Lerby, die (te) hoge transfervergoedingen zou vragen en tegen de KNVB-code in een speler zou hebben benaderd die nog geen 16 jaar was. Lerby nu, stoïcijnse blik: ‘Dat je af en toe kritiek krijgt, hoort erbij. Bovendien: als je mensen in dienst hebt en een groot kantoor runt, moet er ook geld worden verdiend, toch?’

Maar hoe verklaar je zelf dat grote spelers als Van der Vaart, Heitinga en uiteindelijk ook Sneijder de zakelijke banden met Essel Sports verbraken?
‘Die jongens speelden inmiddels bij grote clubs in het buitenland, leerden andere mensen kennen. Soms loopt het gewoon zo, snap je? Misschien ook een beetje als een huwelijk; je groeit uit elkaar. Dat is heel vervelend, maar vervolgens moet je bij jezelf nagaan of je het anders had kunnen doen. Nee? Nou, dan is het maar zo.’

Over scheidingen gesproken: het verhaal is hardnekkig dat Willeke Alberti en jij uit elkaar gingen omdat jij niet wilde dat zij weer ging werken.
‘Dat is echt niet waar. Wij woonden toen ik stopte met voetballen in België en Willeke kon daardoor weer meer gaan optreden. Dat vond ik logisch. Alleen liep ons huwelijk op dat moment al niet zo lekker, dus dan kun je beter allebei je eigen weg gaan.’

Wim Kieft zei: ‘Jongens als Søren en ik hebben niks met dat artiestenwereldje waarin iedereen elkaar geweldig vindt.’
‘Ik heb me er prima in vermaakt, maar begreep het niet echt. Een artiest zegt tegen een andere artiest áltijd dat die er zo goed uitziet. Ik dacht dan soms: ‘Maar hij ziet er helemaal niet goed uit, toch?’ Nu weet ik dat ze dat doen omdat die ander straks voor de camera moet, en zelfvertrouwen helpt nou eenmaal om beter te presteren.’

Ineens: ‘Ik zat gisteren in de taxi toen de chauffeur me vroeg wat ik in mijn leven had geleerd. Behalve clichés als ‘altijd eerlijk en liefdevol naar anderen zijn’ dacht ik: ik had veel meer uit mijn voetbalcarrière kunnen halen en zakelijk gezien had het ook veel beter gekund. Maar: het had met allebei ook een stuk mínder goed kunnen gaan. Dus ben ik vooral dankbaar met hoe het is gelopen. Want ook met alle geld van de wereld kun je gisteren niet veranderen, hè?’

Hij staat op als zijn vrouw Arlette binnenkomt, weer die lichte knik in de knie. Morgen vliegen ze terug naar Cyprus, een paar dagen later door naar hun kinderen in de Verenigde Staten. Daarna bezoekt hij met zijn oudste zoon en kleinzoon twee EK-wedstrijden, van Denemarken en Nederland. Hij: ‘Al vlieg ik liever niet meer, ik ben er wel een beetje klaar mee. We hebben sinds zeven maanden een hond, terwijl ik nooit zo van honden hield. Maar dit is zo’n geweldig beest, we hiken elke ochtend samen een uur. Fantastisch vind ik het.’

Hoe heet de hond?
‘Champ.’

CV SØREN LERBY

1 februari 1958 Geboren in Kopenhagen.
1964-’75 Speler van Deense clubs B1903, Taastrup IK en Fremad Amager.
1975-1983 Speler van Ajax: 269 wedstrijden, 92 doelpunten.
1976 Op 11 april debuut, thuis tegen Go Ahead Eagles (4-1).
1977 Landskampioen met Ajax.
1978 Op 24 mei debuut voor nationale elftal Denemarken, speelt tot 1989 67 interlands.
1979 Landskampioen met Ajax en bekerwinnaar.
1980 Landskampioen met Ajax.
1981 Wordt aanvoerder van Ajax en trouwt met Willeke Alberti.
1982 Landskampioen met Ajax.
1983 Landskampioen met Ajax en bekerwinnaar, transfer naar Bayern München.
1984 Winnaar Duitse beker met Bayern München.
1985 Kampioen Bundesliga met Bayern München.
1986 Kampioen Bundesliga en winnaar beker, transfer naar AS Monaco.
1987 Transfer naar PSV.
1987-88 Wint met PSV zowel het landskampioenschap, de beker als de Europacup I.
1989 Landskampioen met PSV.
1990 Neemt afscheid als profvoetballer.
1991 Drie dagen in de gevangenis als verdachte in zwartgeldaffaire Ajax.
1991-’92 Trainer Bayern München.
1995-2022 Zaakwaarnemer en eigenaar Essel Sports Management.
1996 Scheiding van Willeke Alberti.
1999 Huwelijk met Arlette van der Meulen.
2023 In december verschijnt in Denemarken zijn biografie Dirigenten, geschreven door Steffen Pedersen.
2024 Nederlandse vertaling verschijnt op 3 juni bij uitgeverij Inside onder de titel Søren Lerby.

Søren Lerby woont afwisselend in Spanje en op Cyprus. Hij is getrouwd met Arlette en heeft drie kinderen.
"Mensen worden door vraagtekens aan het denken gezet, niet door uitroeptekens." J.L. Heldring

Gebruikersavatar
Marillion
Site Admin
Berichten: 41108
Lid geworden op: vr sep 19, 2003 12:51 pm

Re: Wat is er geworden van .... (deel II)

Bericht door Marillion » za jun 01, 2024 8:55 am

Een man van het subtiele gebaar... :smallgrin.gif:

Blijft jammer dat zowel hij als Arnesen destijds nog voor PSV hebben gekozen. Spelers die ook voor de concurrent hebben gespeeld herinner ik me toch wat minder positief.
Nil volentibus arduum

Yopii
Berichten: 18991
Lid geworden op: zo nov 06, 2016 10:14 am

Re: Wat is er geworden van .... (deel II)

Bericht door Yopii » za jun 01, 2024 9:33 am

De strekking is duidelijk: Lerby laat zich geen mietje noemen. :smallgrin.gif:

Plaats reactie