Geplaatst: za mar 17, 2007 9:44 pm
Voor de volledigheid ook maar even de reactie van de FEB op de door Jabu hier geposte column van MvdB:
Komt van dezelfde bron.Om de beslissing van de FEB te begrijpen eerst wat informatie vooraf.
De FEB is de vereniging van de clubs die in de eredivisie spelen. Alle beslissingen worden democratisch genomen in ledenvergaderingen. De beslissingen van de FEB zijn dus de beslissingen van de clubs. In de vergaderingen probeert het bestuur het niet op stemmingen te laten aankomen, maar zoveel mogelijk aan te sturen op consensus, de instemming van vrijwel alle clubs.
Zodoende mag de FEB er vanuit gaan dat bijvoorbeeld een beslissing over een onbeperkt aantal buitenlanders wordt gedragen door het management en de technische staf van de clubs en dat het gekozen beleid door alle clubs wordt uitgedragen.
De FEB is lid van de ULEB, de internationale organisatie van Europese clubs, die de belangrijkste Europacups organiseert. De NBB is lid van de FIBA. De ULEB is opgericht uit onvrede met het beleid van de FIBA zoals de FEB min of meer is opgericht omdat de clubs vonden dat de NBB onvoldoende rekening hield met hun belangen. Dit verklaart waarom de FEB zich in eerste instantie richt naar de beslissingen van de ULEB en niet naar die van de FIBA.
De afgelopen jaren heeft zich de volgende problematiek ontwikkeld.
Als gevolg van wetgeving op het gebied van arbeidsrecht binnen de Europese Unie kwam het begrip Nederlandse speler steeds meer op de achtergrond en werd vervangen door het begrip EER-speler. De EER is de Europese Economische Ruimte, alle EU-landen plus Noorwegen, IJsland en Lichtenstein. Dit had het praktische gevolg dat naast een beperkt aantal spelers van buiten de EER een onbeperkt aantal EER-spelers mocht worden aangetrokken.
Door verdragen tussen de EER en andere landen werd het aantal landen, waarvan spelers moesten worden toegelaten, steeds verder uitgebreid. Alleen het Cotonou verdrag zorgde al voor een uitbreiding met 76 landen. Een voorbeeld tot welke krankzinnige situaties dat leidde. Iedereen herinnert zich nog wel Quentin Hall. Hij kwam binnen als Amerikaan bij Werkendam en dook enkele jaren later op bij Bergen op Zoom. Toen bleek ineens dat hij geen Amerikaan was maar een speler uit een Cotonou-land (Bahama’s) en weg was de beperking.
Zo langzamerhand was het zo dat alleen het aantal Amerikaanse spelers nog maar beperkt was. Toen ook daar een probleem ontstond, doordat Amerikaanse spelers via bepaalde landen snel en onbeperkt toegang tot de Europese arbeidsmarkt konden krijgen en er bovendien in verschillende landen rechtszaken werden gevoerd, vond de ULEB het genoeg en werd door de aangesloten leden besloten de beperkingen voor buitenlanders op te heffen. Daarop ontstonden in vele landen initiatieven om de “eigen” spelers te beschermen en in plaats van een beperking van buitenlanders te kiezen voor een verplicht aantal spelers met de eigen nationaliteit. Landen hebben daarbij voor verschillende oplossingen gekozen.
Ook de FEB koos, in navolging van de ULEB, voor een onbeperkt aantal buitenlanders, maar daarbij ook voor een verplicht aantal Nederlanders. Een stortvloed van buitenlandse spelers werd voorspeld en is er volgens velen ook gekomen. De werkelijkheid is anders.
Ook zonder de beslissing van de ULEB en vervolgens de FEB, is het aantal buitenlanders de laatste jaren fors toegenomen. Daarbij werd door clubs noodgedwongen niet gekozen voor Amerikanen maar voor spelers uit een van de vele andere buitenlanden. Voor de Nederlandse spelers maakte dit overigens niets uit. Hun plaats werd ingenomen.
Voor de beslissing van de FEB was het al mogelijk een team op te stellen met geen enkele Nederlander!
Kijken wij naar de personele bezetting bij de clubs dan zien wij een stijging van het aantal Amerikanen. Maar wij zien ook een teruggang van het aantal andere buitenlanders. Per saldo zien wij dus geen toename van het aantal buitenlanders.
De omwisseling van EER-spelers naar Amerikanen zou te maken hebben met de gunstigere fiscale regels (30% aftrekregeling) voor Amerikanen, zo werd geroepen door de bondscoach. Echter de 30% regeling geldt in principe voor alle buitenlanders. Maar het is weer een voorbeeld van wat iedereen kennelijk ongecontroleerd maar mag roepen.
Maar er is meer. Door de FEB is een aantal beslissingen genomen om de invloed van de Nederlandse spelers te laten toenemen. Daarbij is niet gekozen voor nivellering, maar voor het eerst omhoog brengen van het peil van de Nederlanders. Deze beslissing heeft ook te maken met het feit dat basketball in Nederland een relatief kleine sport is, die toch belangrijk wordt gevonden. Dat laatste is voor een belangrijk deel te danken aan het niveau en aantrekkelijkheid van de wedstrijden, waardoor basketball t.o.v. andere sporten veel publiek trekt en media-aandacht krijgt.
Basketball is niet alleen sport, maar ook amusement en vele sponsors komen daar ook op af. Met dit aspect moet zeker rekening worden gehouden. Het beleid van de FEB zal dus op meer dan één doel gericht moeten zijn. Topbasketball maakt de laatste jaren in Nederland een stormachtige ontwikkeling door, maar dit lijkt aan de Nederlandse spelers voorbij te gaan. Dat mag natuurlijk niet gebeuren.
Om die reden is de beslissing om met een onbeperkt aantal buitenlanders te mogen spelen vergezeld gegaan van een aantal beslissingen om het peil en het aandeel van Nederlandse spelers te verhogen. Zo kwam er de maatregel om een bepaald aantal Nederlandse spelers verplicht op het wedstrijdsheet te vermelden. Nu zijn dat er nog drie, maar dat aantal gaat snel oplopen tot zes. Dat betekent dat in de komende jaren zo’n veertig spelers extra moeten worden opgeleid en dat is niet niets.
In samenspraak met de NBB zijn en worden er regels gesteld die garanties moeten bieden dat de opleiding van de jeugdige spelers van voldoende niveau is en dat genoeg trainingsarbeid door de spelers wordt verricht. Met NOC*NSF is en wordt overleg gevoerd over financiële impulsen om voldoende geld vrij te maken voor landelijke selectieteams.
Naast de U23 Summerleague komt er ook een nationale U20 competitie, waaraan alle eredivisieteams moeten meedoen. Ook de groepen daaronder moeten aan de beurt komen. De FEB kan dat niet zo maar regelen. De FEB heeft alleen de rechten op de organisatie van de eredivisie. Dat moet dus in overleg en samenwerking met de NBB en inmiddels is hierover met de NBB overeenstemming bereikt.
Maar het investeren in een kleine top is een kostbare zaak. Het is dus ook belangrijk dat het aantal jeugdige basketballers gaat stijgen, want dat levert alleen al een stijging van talent op. Om dat te bereiken wordt tezamen met de NBB gewerkt aan een landelijk plan waarin ook de spelers en trainers van de eredivisieclubs actief betrokken worden.
Het feit dat overdag zoveel buitenlandse spelers beschikbaar zijn, moet daarbij een voordeel opleveren.
Het voorgaande moet ervoor zorgen dat er een stevig Nederlands fundament wordt gelegd waarvan ook het nationaal team moet gaan profiteren. In de pers hebben wij bemerkt dat getwijfeld wordt aan de haalbaarheid en dat zou alles te maken hebben met de verwachte opstelling van de clubs. Er wordt getwijfeld aan de intenties van de clubs, zeker op termijn.
Bedacht moet echter worden dat clubs nooit tot de hiervoor genoemde beslissingen waren gekomen, wanneer er niet de oprechte intentie bestond er wat van te maken.
Waarom zouden ze anders zoveel geld voor deze plannen uittrekken en moeite doen terwijl niemand je verplicht heeft tot zoiets? Jaarlijks zullen de clubs alleen in de U20 competitie al zo’n € 600.000 investeren. En dat vertegenwoordigt nog maar een deel van alle inspanningen.
Overigens is geen enkele club verplicht zich te beperken tot het afgesproken aantal Nederlanders. Bij een aantal clubs zien wij dat terug in het grotere contingent Nederlanders, de door hen ingestelde basketballscholen, de reeds bestaande jeugdopleiding en in het aangekondigde beleid. Wij zien dus geen op hol geslagen kudde, maar een kudde die harder is gaan lopen, echter wel met een duidelijk doel en in een duidelijke richting.
Om dat te bereiken hebben wij in de FEB geen sterke man nodig, wel een gezamenlijke aanpak, samen met de NBB.
Henk Reekers: voorzitter FEB